Op 8 oktober zat ik voor de tv te kijken naar de uitslag van de loting voor de Norseman, zoals elk jaar. Voor zover ik kan nagaan was dit de achtste keer dat ik meedeed. Als je wordt uitgeloot krijg je, als je tenminste het jaar daarop weer meedoet aan de loting, een extra kans. Deze keer had ik zeven kansen. Achteraf berekende ik dat ik ongeveer 5% kans had op een startplek. Op een gegeven moment zag ik een bekende naam voorbij komen bij de winnaars van een slot. Snel heb ik teruggespoeld om letter voor letter mijn eigen naam te ontcijferen. Langzaam drong het tot me door dat ik op zaterdag 1 augustus 2026 het Hardangerfjord in spring om de mooiste en een van de meest uitdagende triathlons ter wereld te gaan racen.
Daar zal nog genoeg over worden geschreven, vooralsnog stond er over anderhalve week een andere hele triathlon op het programma. Ironman Cascais, Portugal. In 2021 heb ik deze wedstrijd al gedaan en ik wilde graag nog eens terugkomen. Mijn voornaamste doel was om een goed resultaat neer te zetten om daarmee een kans op een slot voor het WK Ironman in Kona te verdienen. Om een lang verhaal kort te maken, dat is niet gelukt. Het goede resultaat noch een slot voor Kona.
In 2025 heb ik best veel triathlons gedaan. Via de halve Ironman op Mallorca in mei en de OD in Zandvoort (waar ik wel net als vorig jaar mijn agegroup won) naar de Frysman begin juli. Daarna het kwartje van Anna Paulowna, de halve van Klazienaveen en overal tussendoor nog een paar triathlons in de teamcompetitie. En om het af te maken deed ik met IZGS-clubvrienden Ernst en Case de relay bij Challenge Almere waar ik een marathon mocht lopen. Mijn basis was dus prima, en ik wilde met een korte maar goede aanloop knallen in Cascais. Achteraf denk ik dat ik toch echt te weinig inhoud had voor deze Ironman. De keren dat ik een goede hele deed (Almere ’22, Zuid-Afrika ’23 en Hamburg vorig jaar) was mijn aanloop veel langer en meer gericht op langere afstanden. In TrainingPeaks heb ik mijn CTL (chronic training load) bekeken en die was nu simpelweg veel te laag (ik staar niet blind op deze getallen, maar ze geven wel nuttige inzichten). Ik weet in elk geval hoe ik het voor de Norseman (en elke volgende hele triathlon) moet aanpakken. En ook hoe niet. En eigenlijk wist ik dat natuurlijk ook wel van tevoren, maar het was toch een interessant experiment.

Maar goed, op zaterdag 18 oktober lag er nog een lange dag voor me waarvan ik de uitkomst niet wist. De dinsdag hiervoor vloog ik met mijn dochter Eva naar Lissabon. Mijn vrouw bracht ons op een tijdstip waarop we in onze studentenjaren vaak naar bed gingen naar Schiphol waar alles verder soepel verliep. Als huurauto kreeg ik een of andere non-descripte Toyota met bijzonder irritante veiligheidssystemen. Daar kwam ik achter toen ik 52 reed en er paniekerig gepiep klonk omdat je maar 50 mocht rijden op die weg. Even later kwam er gepiep omdat er een zebrapad aankwam en dit Japanse stuk ellende op wielen besloot ook nog eens dat hij beter kon remmen dan ik. In ons appartement heb ik snel opgezocht hoe ik alles kon uitzetten. Ik haat moderne auto’s.
Mijn sjacherijn verdween snel toen we in Cascais waren. Het was heerlijk weer, het appartement lag op loopafstand van overal waar ik moest zijn en mijn fiets was heel uit het vliegtuig gekomen. Ik had genoeg tijd om in alle rust alles te doen tot aan de wedstrijd en te acclimatiseren aan de omstandigheden. Bovendien was het heerlijk rustig in het appartement dus mijn slaapscores waren uitstekend, dat is zeker niet altijd het geval bij buitenlandse races. Op vrijdagavond moest Eva alweer terug. Mijn start was zaterdag pas om 8u40 en dat betekende een relatief lange nacht.

De wekker stond om 5u30 zodat ik tijd genoeg had om rustig wakker te worden, te ontbijten en de laatste dingen aan mijn fiets te doen. Nadat alles gedaan was wat gedaan moest worden zat ik relaxed op een bankje te wachten totdat ik het startvak in zou gaan. Dit zijn altijd mooie momenten met een atmosfeer vol wedstrijdspanning. Het water was 17,5 graad en dat is best fris, maar toen ik er in dook was het geen enkel probleem. Het parcours was vergelijkbaar met hoe het in 2021 was, alleen lagen er nu veel en veel meer boeien. De vorige keer was het af en toe flink zoeken, nu kon je altijd wel een boei zien waar je op kon navigeren.

Het zwemmen zelf voelde best soepel. Ik had een nieuwe wetsuit gekocht (een DeBoer Fjord 4.0) en hier zwem ik iets minder langzaam in. Af en toe was er wat contact met andere deelnemers maar meestal kon ik gewoon lekker van boei naar boei zwemmen. Wel werd ik na ruim 2000 meter gestoken door een kwal in mijn gezicht, maar daar had ik na een paar minuten geen last meer van. Het was meer het idee dan dat het echt pijn deed. Een kleine 4km zwemmen lijkt eindeloos maar op een zeker moment mag je toch echt het water uit. Een snelle blik op mijn Garmin liet 1 uur en 12 minuten zien. Ik had gehoopt een paar minuten sneller te zijn, in het zwembad ben ik het afgelopen jaar echt beter gaan zwemmen, maar gezien de stroming en het simpele feit dat het hier om open water ging kon ik zeker niet ontevreden zijn.

De route naar T1 is erg lang in Cascais en bovendien is het een flink stuk omhoog lopen aan het begin. Niet te veel forceren hier, maar wel doorlopen. En na zeven minuten zat ik op de fiets. Die overgang is altijd even wennen, de hartslag is nog hoog van het wisselen maar je fietsbenen zijn vaak nog niet present dus dat voelt raar. Maar al snel had ik het ritme te pakken. Eerst door Cascais en dan langs de prachtige Atlantische kust, waar ik een paar uur later mocht lopen, richting de heuvels. Mijn benen voelden echt goed en ik kon prima wattages trappen. Het parcours was ten opzichte van 2021 aangepast en iets makkelijker geworden. Een lusje tijdens de eerste ronde met serieuze beklimmingen was verdwenen en in plaats daarvan reden we nu twee keer hetzelfde rondje met niet heel uitdagende beklimmingen. Maar het waren wel hoogtemeters. Er reden nog behoorlijk veel deelnemers aan de halve Ironman rond en dat was flink oppassen af en toe. Op een kort stukje waar ik de 39×28 echt nodig had na was het verder gewoon lekker wattages trappen. Eenmaal boven gingen we rechts richting Estoril en de kust, waar we halverwege de afdaling nog het circuit van Estoril op mochten om een rondje te fietsen. Het fietsparcours is echt geweldig bij deze Ironman, afwisselend en uitdagend.

Eenmaal bij de kust is het een flink stuk op en neer richting Lissabon, met nog twee korte uitstapjes landinwaarts. Na het keerpunt in Lissabon kreeg ik de wind in de rug (letterlijk, niet figuurlijk) en was het met gezwinde spoed richting Cascais. Daar begon ik aan mijn tweede rondje en dat was zonder deelnemers aan de halve lekker rustig. Wel begonnen mijn benen minder te worden. Meer minder dan ik wilde. Voeding en water kreeg ik prima binnen en ik kon ook goed in aero blijven zitten, maar de wattages van mijn eerste rondje kon ik niet meer halen zonder te forceren. Het stuk richting Lissabon voelde erg goed, helemaal toen ik Ernst en zijn vrouw me fanatiek hoorde aanmoedigen. Ik keek uit naar het keerpunt met de verwachting dat ik net als in het eerste rondje op topsnelheid naar Cascais zou fietsen.

Al snel bleek waarom het stuk richting Lissabon zo goed voelde, de wind was gedraaid en ik had hem nu schuin tegen. Jammer, maar gewoon trappen dus. En iets minder snel zijn. Na 5 uur en 13 minuten mocht ik van mijn fiets stappen. Binnen de marges van mijn verwachting, maar niet verrassend snel. In T2 heb ik een plaspauze gemaakt, als dat nodig is vind ik het altijd wel prettig om een kort moment van rust te hebben en lopen met een volle blaas is niet echt lekker. Mijn Garmin liet 6 uur en 40 minuten zien. Eigenlijk een minuut of 10 te veel, maar met een goede marathon zou een slot voor Kona er nog in kunnen zitten.

De eerste 2-3 kilometer in de marathon van een Ironman zeggen vaak niet alles over hoe de rest zal gaan. Soms voel je je goed maar zak je snel in, soms voelt het minder maar knap je op en soms is het niet geweldig maar blijft het hanteerbaar en kan je het tempo tot het einde volhouden. Nu voelde het meteen slecht. Last van mijn maag, leeg, geen tempo en gewoon futloos. De eerste kilometer ging (als enige) nog net onder de 5 minuten, daarna lagen ze er boven. En toen wist ik wel dat die goede marathon er niet in zou zitten. Een vrij essentieel moment van herbezinning volgde. Uitstappen zou ik niet doen. De gedachte speelde door mijn hoofd want ik wist dat het echt een lange lijdensweg zou worden, maar nee, dat doe ik niet. Als je goed voorbereid bent en een goede dag hebt dan is een Ironman ook zwaar, maar heel anders dan in situaties zoals deze. Het tempo is goed, je voelt je positief en de pijn begint pas echt rond kilometer 25, en dan is het al aftellen.

Nu was het zoeken naar een inspanning die ik tot het einde vol zou kunnen houden. Dat voelde nog steeds niet comfortabel, maar de finish halen werd het enige doel. En het nadeel van zo langzaam lopen is dat het nog zo lang duurt voordat je er bent. Net als in 2021 moesten we drie keer op en neer lopen, voornamelijk een stuk langs de kust. Toen ik in mijn laatste rondje de zon onder zag gaan in de oceaan kon ik daar wel van genieten, dat was een bijzonder moment. Ook kon ik genieten van de vele toeschouwers langs de kant, waaronder veel Nederlanders die hun landgenoten luidkeels aanmoedigden.

Ik wandelde veel bij de verzorgingsposten om voldoende te drinken en even rust te hebben. Zo kwam ik steeds dichter bij de finish die ik na 10 uur, 48 minuten en 48 seconden daadwerkelijk bereikte. De marathon had me meer dan 4 uur gekost maar het was niet anders, ik mocht in elk geval de medaille weer ophalen.

Het blijft een bijzondere ervaring zo’n Ironman. Je komt veel leuke mensen tegen, ieder met zijn of haar eigen verhaal en allemaal positief. Nu focus op de Norseman, daarvoor heb ik nog even. Bovendien loop ik in december eerst nog de Westcoast Challenge met Wietse. En het voordeel van die langzame marathon is dat ik vrijwel geen spierpijn heb gehad.
